Parel

Streetlife

Om de hoek van mijn Amsterdamse huis staat sinds kort een broodkar, zo een ouderwetse semi tuk tuk met een “authentieke” verkoper met een alpino op zijn hoofd, een schort vol bloem sporen en een fijn Frans accent. Een aanwinst voor de buurt want Olivier verkoopt niet alleen zalig brood, het is ook een ontmoetingsplek geworden waar iedereen casual bij kletst in het weekend. Hier, wordt de broodkar aangedreven door twee benen en een iets oudere man die al roepend door de straten trekt om zijn waar aan de man te brengen. Hij is een vast element in het straatbeeld hier tussen alle taxi’s en koffieverkopers.

Het leven vindt hier grotendeels op en aan de straat plaats. De geluiden die daar bij horen, zijn piepende banden door de hitte of slip trucjes, toeterende auto’s, pratende mensen, het gebed dat meerdere malen per dag door de luidspreker schalt en wapperende vlaggen.

Het toeteren is hier het bestaansrecht van de chauffeur. “Ik toeter dus ik ben”, lijkt het credo. Waar ik het Arabisch in de verste verte nog niet beheers, versta ik het toeteren behoorlijk goed. Zo is er de taxichauffeur die toetert om aan te geven dat er nog plek is in zijn wagen. Dit is over het algemeen een korte beschaafde toeter. Natuurlijk wordt er ook hier getoeterd als men het idee heeft dat iemand iets over het hoofd ziet: een korte maar goed hoorbare  toeter. En dan zijn er nog vele andere toeters maar er is er een die ik kan negeren als de beste: de flirtende claxonnerende casanova’s die twee of drie keer zachtjes toeteren en als bonus nog iets vleiends roepen als “you beautiful!”. Eigenlijk zijn het alleen die toeters die me er aan blijven herinneren dat ik hier, hoe graag ik het ook zou willen ontkennen, een opvallende verschijning ben in het straatbeeld. De toeter naar mij is als de foto’s die ik hier  van hen maak.

Wat je hier op straat helemaal niet tot weinig hoort, zijn sirenes. Politie zie je bijna niet op straat en voor overheidsgebouwen tref je bij hoge uitzondering een gewapende beveiliger aan. Je zou in een omgeving die wordt beschouwd als een terroristisch bolwerk heel anders verwachten. Nog opvallender is, dat “de sterke arm” hier in geen velden of wegen te bekennen is tijdens demonstraties.

Nu ik dit hier aan het zwembad, tijdens mijn wekelijkse vakantiemoment, lig te schrijven, valt me ook op hoe de aanwezigheid van groen, in de vorm van bomen en planten, een statussymbool zijn. Want groen laat zien dat je over faciliteiten beschikt die de meerderheid hier niet heeft: constante toegang tot water. Er is niet alleen contrast tussen het leven hier en dat van ons, maar ook tussen de mensen hier begin ik steeds meer het onderlinge verschillen te merken. Verschil in inkomen, rechten om de grens al dan niet over te mogen, het wel of niet geheel gesluierd over straat te lopen of het zijn geslaagd of gezakt voor je eindexamen. Allemaal onderwerpen waar niet per se in het openbaar over wordt gesproken maar waarvan iedereen de details kent. En toch, ondanks alle verschillen zijn er enkele gemene delers waar ze niet omheen kunnen. In de basis voor hen, de situatie waar ze in verkeren maar wat mij betreft, blijft de meest indrukwekkende: de mensen zelf. Want nog nooit heb ik zoveel inspiratie gevoeld én de noodzaak om die te delen als hier en dat komt door hen.

Heb ik hier tegen alle verwachting in mijn muze(n) gevonden?